Blog-foto_Heb-je-naasten-lief

In Januari heb ik het motto geïntroduceerd.
U zult de Here, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel,
met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf. (Lucas 10:27)
Je naaste lief hebben als jezelf, dat houdt me wel bezig. Om te beginnen: wie is je naaste eigenlijk? Ons motto gaat vooraf aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Een Bijbelverhaal dat bijna iedereen kent. Dat spannend verteld wordt. Je verplaatst je naar die gevaarlijke weg, waar die arme man in elkaar is geslagen door rovers. Zijn ze nog in de buurt, wachten ze op het volgende slachtoffer? Wie durft hem te helpen?

In onze tijd zou je kunnen denken aan iemand die in een donker tunneltje in elkaar wordt geslagen door hangjongeren. Zijn sportschoenen worden van zijn voeten gerukt, zijn ketting wordt van zijn nek getrokken. Zijn geld wordt gepakt, zijn telefoon is weg, ze schoppen hem waar ze hem kunnen raken. Tegen zijn ribben, zijn hoofd. Daar ligt hij.
Een dominee komt voorbij. Trapt nog maar wat harder, wie weet of ze nog in de buurt zijn?
De pastoor rijdt op zijn scooter voorbij. Hij denkt: ik bel wel even met 112, God zal toch niet van mij vragen dat ik het risico loop om ook in elkaar geslagen te worden?
Dan komt er een Syrische vluchteling aan. Hij ziet de man liggen. Knielt bij hem neer, hoort zijn gekreun. Hij helpt hem overeind. Ondersteunt hem. Zet hem op de bagagedrager van zijn gekregen, gammele, tweedehands fiets. Lopend, duwend, ondersteunend, komen ze samen het tunneltje uit, waar net de politie aan komt rijden.
Als de ambulance aankomt wordt de man op de brancard gelegd. De broeders gaan meteen met hem aan de slag. Gebroken ribben, mompelt de ene. Snel, rijden, zegt de andere.
Als de politie de gegevens van de vluchteling heeft opgenomen en weg is, dan staat hij daar alleen. Hij pakt zijn fiets. Hij weet waar het ziekenhuis is. Hij wil weten hoe het gaat met de man die hij net overeind heeft geholpen.

Als Jezus ons zou vragen wie de naaste was van de man die overvallen was, wat zouden wij antwoorden? De dominee, de pastoor of de Syrische vluchteling? Het antwoord is niet zo moeilijk want wij kennen het originele verhaal. De Syrische vluchteling en de barmhartige Samaritaan zijn de naaste geweest van de man die is overvallen.
En dat viel mij op. Jezus geeft dus geen antwoord op de vraag van de Schriftgeleerde.
Die vraagt namelijk in vers 29 van Lukas 10: ‘Wie is mijn naaste’.
Dat antwoord komt niet. Jezus zegt niet wie de naaste is van de Schriftgeleerde en wie hij dus moet liefhebben.
Jezus leert ons dat wij de naaste moeten zijn van anderen! Hij zegt namelijk: ‘Ga heen en doe even zo’(vers 37).
Ga op weg en doe net zo als de Samaritaan, dan ben jij de naaste van een ander. Bewijs anderen barmhartigheid. Andere vertalingen zeggen: medelijden tonen.

Jezus laat zien hoe wij de naaste kunnen zijn van anderen. Natuurlijk zit er in verborgen, dat de die ander dan ook de naaste is van ons. Hij of zij is degene aan wie wij medelijden tonen, liefde tonen, hulp bieden. Zoals wij de naaste zijn van die ander, is die ander ook onze naaste.
Dat is dus niet gekoppeld aan religie of aan de kerk waarin je komt. De Samaritaan was afkomstig uit een vijandig volk t.o.v. de Joden. Tweederangs, verwerpelijk. En toch laat Jezus zien, dat juist deze man de naaste was van het slachtoffer. Zijn Joodse broeders die langs kwamen toonden geen medelijden, dachten alleen aan hun eigen veiligheid.
Hoe is dat in onze tijd? Wie ziet u als uw naaste? Is de vreemdeling uw naaste? Die zich anders kleedt, die anders ruikt, die anders spreekt, die anders eet? Is die hardrocker met al zijn tatoeages uw naaste? Of die verstandelijk beperkte jongen die anders spreekt en zich anders gedraagt? Of gaan wij daar ook met een boog omheen?
Maar als we kijken naar het antwoord van Jezus, dan moeten we ons misschien veel meer afvragen: ‘Voor wie kan ik een naaste zijn?’
Jezus zegt immers tegen ons: doe net zo als de Samaritaan. Jezus zegt volgens Het Boek: ‘Volg zijn voorbeeld dan…’.

Gerdo